Mensen, dieren en planten leven met en naast elkaar in de provincie Utrecht. Soms botsen hun belangen. Denk aan wilde zwijnen die akkers kaalvreten en tuinen omploegen. De provincie probeert een goede balans te vinden tussen wonen, werken en natuur. In het drukke Utrecht is helaas geen ruimte om wilde zwijnen, damherten en edelherten onbeperkt toe te laten: ze veroorzaken schade aan natuur en landbouwgewassen en leveren een gevaar op voor de verkeersveiligheid. Het beperken van de populaties van deze en andere diersoorten is soms noodzakelijk.
Mensen, dieren en planten leven met en naast elkaar in de provincie Utrecht. Soms botsen hun belangen. Als er sprake is van (dreigende) schade in het jachtseizoen door wildsoorten, dan kan het dier met de jacht worden bestreden. Daarbuiten kan dit via schadebestrijding en populatiebeheer. Maar wanneer en op welke soort dieren vindt schadebestrijding, populatiebeheer en jacht plaats? En wie geeft toestemming voor het doden van dieren en welke regels gelden er? Lees hier meer over op deze pagina.
Schadebestrijding, populatiebeheer en jacht
In principe mogen beschermde dieren alleen verstoord en/of gedood worden als er een in de wet genoemd belang geschaad dreigt te worden. Denk daarbij aan schade aan gewassen of natuurlijke vegetaties door ganzen, ondergravingen van waterkeringen en infrastructuren door bevers en aan onveilige verkeerssituaties door aanrijdingen met reeën.
Doden mag alleen als er geen andere redelijke oplossingen zijn om het probleem op te lossen. Ook moeten er ruim voldoende dieren overblijven om de soort in stand te houden, dat heet de ‘gunstige staat van instandhouding’. In dat geval worden eerst enkele dieren gedood op de schadelocatie. Als dat niet afdoende werkt, staat de provincie populatiebeheer toe, waarbij de populatie in zijn geheel omlaag moet om schade te kunnen voorkomen. In Utrecht is dat bijvoorbeeld het geval voor grauwe ganzen.
Er is ook een categorie niet-beschermde diersoorten, bijvoorbeeld de bruine rat en muskusrat. Deze dieren mogen door de grondgebruiker gedood worden als ze schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken.
Naast de groep beschermde dieren waarop schadebestrijding en/of populatiebeheer is toegestaan, is er ook een categorie diersoorten waarop tijdens een bepaalde periode van het jaar gejaagd mag worden. Dat gaat om de wildlijstsoorten. Dit zijn in Utrecht de wilde eend, houtduif en fazant.
Vanwege de ongunstige staat van instandhouding mag in de provincie Utrecht sinds een paar jaar niet meer op de haas gejaagd worden, op konijnen mag om deze reden in heel Nederland niet gejaagd worden.
Toestemming voor doden van dieren door jacht
Het doden van beschermde dieren kan alleen op basis van een vergunning, aanwijzing als vergunningsvrij geval (vrijstelling) of op basis van de wildlijst.
Gedeputeerde Staten (GS) kunnen vergunningen verlenen, Provinciale Staten (PS) zijn bevoegd om provinciale vrijstellingen te verlenen. De wildlijstsoorten zijn bij wet bepaald (Omgevingswet), net als de periodes waarin op deze dieren gejaagd mag worden.
De minister van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) kan de jacht sluiten, als de soort niet in een gunstige staat verkeerd. Om die reden heeft zij de jacht op haas en konijn binnen de provincie Utrecht gesloten.
In bepaalde situaties kan de provincie ook soorten aanwijzen waarop populatiebeheer nodig is zonder dat daarvoor toestemming van de grondgebruiker nodig is. Dit is in Utrecht in elk geval aan de orde bij muskusrattenbestrijding.
Faunabeheerplan en Faunabeheereenheid
Schadebestrijding, populatiebeheer en jacht op beschermde soorten is in principe alleen toegestaan volgens het Faunabeheerplan dat door de Faunabeheereenheid wordt vastgesteld en vervolgens door Gedeputeerde Staten (GS) wordt goedgekeurd. GS stellen de regels voor het faunabeheerplan op. Het Faunabeheerplan is te vinden op de website van de Faunabeheereenheid.
De Faunabeheereenheid is een door GS erkend samenwerkingsverband van jachthouders en maatschappelijke organisaties die als doel hebben het behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren. Voorbeelden hiervan zijn landbouworganisaties zoals LTO en terreinbeheerders als Het Utrechts Landschap, Staatsbosbeheer. Maar ook landgoedeigenaren, jagers en de Dierenbescherming. In de Omgevingsverordening van de provincie Utrecht staan regels voor de samenstelling van het bestuur en de werkzaamheden van de Faunabeheereenheid.
Uitvoering van schadebestrijding, populatiebeheer en jacht
De Faunabeheereenheid heeft, naast het opstellen van het Faunabeheerplan, de taak om vergunningen aan te vragen voor de uitvoering van het faunabeheer en de uitvoering te coördineren.
De grondgebruiker, soms is dit de eigenaar, soms de pachter van de grond, is primair verantwoordelijk voor het voorkomen van schade en dus voor het uitvoeren van de schadebestrijding. Het jachtrecht ligt bij de eigenaar van deze grond. Deze kan de jacht ook verhuren. Als de eigenaar niet ook de grondgebruiker is, is hiervoor een toestemming van de grondgebruiker vereist.
In de provincie Utrecht zijn 9 wildbeheereenheden, ofwel lokale jagersverenigingen, die een deel van het faunabeheerplan uitvoeren voor de grondgebruikers. Van hen wordt ook verwacht dat zij trendtellingen uitvoeren en de gegevens van de trendtellingen en het gerealiseerde afschot doorgeven aan de Faunabeheereenheid.
Welke regels gelden er?
De regels rondom schadebestrijding, populatiebeheer en jacht zijn opgenomen in de Omgevingswet en in de Utrechtse omgevingsverordening. Daarin staan bijvoorbeeld verschillende voorwaarden over het kunnen gebruiken van het jachtgeweer en/of het inzetten van vang- en dodingsmiddelen. Ook moet het terrein aan bepaalde eisen voor de oppervlakte voldoen om een jachtgeweer te mogen gebruiken. Daarnaast moet de jager om het geweer te kunnen gebruiken een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit (voorheen jachtakte) hebben. Jagers zijn in de regel goed bekend met de voorwaarden waaraan zij zich moeten houden.
Meer over de wetgevingsregels zijn hier te vinden:
Schadebestrijding is het opsporen en doden van dieren om (verdere) schade aan gewassen, natuur en andere dieren en risico's voor de veiligheid te voorkomen.
Als diersoorten schade aanrichten, kan hier, onder bepaalde voorwaarden, tegen worden opgetreden. Hierbij gaat het onder andere om het voorkomen van landbouwschade, schade aan flora en fauna en gevaar voor de openbare veiligheid. De Wet natuurbescherming (Wnb) onderscheidt:
- soorten waarvoor een landelijke vrijstelling geldt, vb. houtduif, konijn en zwarte kraai (art. 3.15, lid 1 en 2, Wnb);
- soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt, vb. Grauwe-, Kol- en Brandgans in de winterperiode (art. 3.15, lid 3 en 4 lid, Wnb);
- soorten waarvoor een opdracht is verleend om de stand terug te brengen, vb. Nijlgans en muskusrat (art. 3.18 Wnb);
- beschermde soorten waarvoor een ontheffing wordt verleend (art. 3.17, Wnb) en
- onbeschermde soorten (valt deels samen met de 3e categorie).
In de genoemde artikelen van de Wet staat aangegeven voor welke belangen en onder welke voorwaarden een vrijstelling, ontheffing of opdracht kan worden verleend.
De provincie ontvangt veel vragen over wild. Bekijk hier de meest voorkomende vragen en antwoorden over jacht en schadebestrijding.
Ganzen horen bij Nederland. Het aantal ganzen in ons land stijgt echter enorm. In ons intensief gebruikte landschap leidt de toename van het aantal standganzen tot conflicten met landbouw en recreatie. Standganzen zijn ganzen die het hele jaar door in Nederland verblijven. Door dit aantal ganzen te beheren, ontstaat een betere balans: de overlast wordt beperkt en tegelijkertijd wordt winterrust gecreëerd voor de overwinterende trekganzen.
Standganzen en trekganzen
Tussen 1970 en 2008 nam het aantal broedparen toe van 200 tot ruim 50.000. Tijdens een landelijke telling zijn ruim 350.000 overzomerende ganzen geteld. In Utrecht zijn in 2016 meer dan 37.500 exemplaren geteld. Het is duidelijk dat het aantal standganzen sterk is toegenomen en dat de ganzen zich nog steeds verspreiden naar nieuwe slaap- en foerageergebieden. De trekganzen zijn hier vrijwel alleen in de winter. De grootste aantallen trekganzen zien we in de provincie Utrecht in de periode november tot maart. Voor deze ganzen heeft Nederland een Europese beschermingsplicht.
Schade
Tussen 2000 en 2013 nam de getaxeerde schade door standganzen in de zomerperiode landelijk toe van 58.000 euro tot bijna 3 miljoen euro. Inmiddels is de schade verder opgelopen. In 2016 bedroeg de schade door ganzen 18,8 miljoen euro. Ook kunnen te grote aantallen ganzen ongewenste effecten in natuur- en recreatiegebieden veroorzaken. Daarnaast kunnen ganzen de veiligheid van het vliegverkeer in gevaar brengen.
Populatie verkleinen
De komende vijf jaar wordt de totale populatie standganzen verminderd. De doelstelling is om in 2019 (met 2 jaar verlengd, was 2017) een voorjaarsstand te hebben van 4.000 grauwe ganzen in Utrecht en het daarbij behorende schadeniveau. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie haar beleidskader in lijn met het voormalige Ganzenakkoord gebracht. Vanuit het Projectteam ganzenbeheer Utrecht zijn hiervoor bouwstenen aangedragen. Bouwstenen die ook in het Faunabeheerplan Utrecht 2014-2019 zijn verwerkt. Het uitgangspunt is zo veel mogelijk rust in de winter voor de trekganzen en intensief beheer op standganzen in de rest van het jaar.
Ganzenakkoord
In 2012 hebben de provincies en zeven natuur- en landbouworganisaties (Ganzen-7) het Ganzenakkoord gesloten. Dit akkoord beoogde ganzenpopulaties in Nederland duurzaam in stand te houden op een niveau, waarbij een goed evenwicht wordt gevonden tussen de omvang van de populaties en de risico’s die daarmee samenhangen. Helaas is het akkoord eind 2013 gesneuveld. Hierna hebben de provincies, verantwoordelijk voor het faunabeleid, de regie over dit dossier overgenomen.
Samenwerking
De provincie Utrecht heeft aangegeven zo veel mogelijk in lijn met de afspraken uit het akkoord het ganzenbeheer vorm te willen geven. De provincie werkt hierin samen met de Land- en Tuinbouworganisatie, Natuurmonumenten, Staatbosbeheer, het Utrechts Landschap, het Utrechts Particulier Grondbezit, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Utrechtse Agrarische Natuurverenigingen. Om, in lijn met het Ganzenakkoord, in 2019 (met 2 jaar verlengd, was 2017) uit te komen op een schadeniveau dat vergelijkbaar is met het referentiejaar 2005 is berekend dat jaarlijks ongeveer 23.000 overzomerende grauwe ganzen uit de populatie verwijderd moeten worden. Een geweldige opgave, die alleen gerealiseerd kan worden als alle partijen hier hun medewerking aan verlenen.
Uitvoering
Voor het planmatige en gecoördineerde beheer van de forse aantal-reductie is de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht verantwoordelijk (FBE). In de FBE zijn jagers, terreinbeherende organisaties, landbouworganisaties en de landgoedeigenaren vertegenwoordigd die gezamenlijk de gevraagde inspanningen leveren. Het terugdringen van het aantal ganzen gebeurt bijvoorbeeld door afschot, door het prikken van eieren en het vangen en doden van ganzen in de periode dat ze niet kunnen vliegen (de rui-periode).
Emotie
De provincie beseft dat het ganzenbeheer emoties oproept. Het nalaten van beheer levert ook weer emoties op over de geleden schade. Over het beheren van ganzenpopulaties wordt zeer uiteenlopend gedacht. Toch is het noodzakelijk. Vaststaat dat grote hoeveelheden ganzen voor grote problemen zorgen. Daarom geven de provincies nu extra veel beleidsruimte via hun instrumentarium (ontheffingen en verordening) om fors te kunnen ingrijpen in de overzomerende populaties. Dit om de landbouwschade en schade in natuurgebieden te beperken en de vliegveiligheid te borgen. Tevens wordt hierdoor bijgedragen aan het beperken van overlast in bijvoorbeeld recreatiegebieden. Als de populatie weer op het gewenste niveau is, gaat de provincie intensiever op zoek naar mogelijkheden om alternatieve (diervriendelijkere) middelen in zetten om de populatie te beheren. Dit om te voorkomen dat het aantal ganzen weer te snel groeit.
Ganzenrustgebieden
In de Interim Omgevingsverordening staan 'ganzenrustgebieden'. De rustgebieden moeten voldoende rust en foerageerplaats bieden aan trekkende en overwinterende ganzen. De kaart Ganzenrustgebieden laat zien:
- welke gebieden als rustgebied zijn aangewezen;
- voor welk type gans de respectievelijke rustgebieden zijn bedoeld;
- tijdens welke periode van het jaar de gebieden als rustgebied fungeren.
De aanwijzing is het sluitstuk van het Utrechtse ganzenakkoord.
Verordening
In de Interim Omgevingsverordening 6.4.1 zijn handelingen toegestaan met betrekking tot beschermde inheemse diersoorten zoals verontrusten en doden en gekoppeld aan soorten. Door de aanwijzing van ganzenrustgebieden zijn op grond van bijlage I, tweede lid en bijlage II, lid 1 b de soorten Grauwe gans, Kolgans, Kleine rietgans, Toendra/Taiga Rietgans, Brandgans en Rotgans in het de periode van 1 november tot 1 maart uitgezonderd (Brandgans tot 1 mei) van opzettelijk verontrusten. In deze gebieden is het niet toegestaan handelingen te verrichten of toe te laten, die de foerageer- en rustfunctie van het gebied voor beschermde ganzen negatief beïnvloeden. Dit houdt in dat er in principe geen handelingen mogen worden verricht waarmee beschermde ganzen worden geweerd of opzettelijk verontrust, als bedoeld in artikel 10 van de Flora- en faunawet. Een incidentele verstoring van de ganzen doet geen afbreuk aan de functie van het gebied. De volgende handelingen zijn daarom toegestaan, mits de rust- of foerageerfunctie van de aangewezen gebieden niet wordt aangetast en geen sprake is van opzettelijk verontrusten:
A. Normale agrarische werkzaamheden:
- Zoals, rollen, slepen, bemesten (uitrijden), greppelen, evenals op akkerbouwpercelen de daarop gangbare landbouwwerkzaamheden;
- Oogsten van akkerbouwgewassen (grassnijden valt daar niet onder);
- Onderhoud van sloten, walkanten, dammen, duikers en drainagesystemen;
B. Natuurbeheer.
- Het zoeken van nesten van weidevogels en het plaatsen van markeringsstokken of nestbeschermers ten behoeve van bescherming van weidevogels.
C. Jacht, beheer en schadebestrijding:
- Tot 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding in ganzenrustgebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren.
- Na 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 300 meter tot groepen van minimaal 100 foeragerende ganzen in acht wordt genomen.
- Daarnaast is hef toegestaan om maximaal drie dagen per jachtveld, per seizoen, ook vóór 12.00 uur te jagen. Dit is onder de voorwaarde dat deze activiteit niet twee keer in hetzelfde gebied plaats vindt en een afstand van tenminste 300 meter tot groepen van minimaal 100 foeragerende ganzen in acht wordt genomen.
Contact
Secretariaat van de afdeling Fysieke Leefomgeving
Telefoon: 030 258 9011
E-mail: secretariaat.leefomgeving@provincie-utrecht.nl