Als er sprake is van (dreigende) schade in het jachtseizoen door wildsoorten, dan kan het dier met de jacht worden bestreden. Buiten deze periode is dit niet mogelijk. In dat geval kan er alleen worden opgetreden op basis van een vrijstelling, ontheffing of een opdracht. Zie hiervoor het antwoord bij vraag 3.
In principe worden beschermde dieren niet gedood. Ze worden immers beschermd. Maar als beschermde diersoorten in grote aantallen voorkomen, kunnen ze schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan gewassen. Als dat het geval is, wordt aan de grondgebruiker gevraagd om met preventieve maatregelen de schade te voorkomen. Bijvoorbeeld door verjaging met geluid of door het plaatsen van linten. Pas als dit niet lukt, is afschot als ondersteuning van verjaagacties mogelijk. In het uiterste geval kan doden worden toegestaan om de omvang van de populatie van een schadeveroorzakende soort te beperken. Doden, al of niet door middel van afschot, is alleen mogelijk op basis van een ontheffing, vrijstelling of opdracht.
Beschermde dieren mogen niet gedood worden, tenzij er ontheffing, vrijstelling of opdracht is verleend. Een bijzondere categorie van beschermde soorten zijn de wildsoorten. Wildsoorten mogen bejaagd worden in de periode dat de jacht is opengesteld. De Rijksoverheid stelt die periodes vast. Gedeputeerde Staten kan ontheffing, vrijstelling of opdracht verlenen voor het doden van overige beschermde dieren, bijvoorbeeld om schade te voorkomen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Beschermde dieren mogen alleen gedood worden als er een in de Wet genoemd belang geschaad dreigt te worden. Daarnaast moeten er ruim voldoende dieren overblijven om de soort in stand te houden en er mag geen andere bevredigende oplossing zijn om het probleem op te lossen. Niet beschermde diersoorten mogen als ze schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken gedood worden, maar uitsluitend met de middelen die in de wet genoemd worden. Hierbij moet wel de zorgplicht van art. 1.11 Wet natuurbescherming (Wnb) in acht genomen te worden. De zwarte rat, de bruine rat en de huismuis zijn voorbeelden van niet beschermde soorten. Ook exoten, zoals de Nijlgans, zijn niet beschermd.
Ook het verjagen van beschermde diersoorten is verboden. In de wet wordt een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën:
- Beschermde vogels: Opzettelijke verjaging/verstoring is alleen verboden als dit van wezenlijke invloed op de staat van instandhouding is.
- Soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het verdrag van Bonn: Opzettelijke verstoring is verboden als dit van wezenlijke invloed op de staat van instandhouding is.
- Overige beschermde soorten: Verstoring is mogelijk.
Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige beschermde vogelsoorten (bijvoorbeeld de brandgans) ook op de betreffende bijlagen van de verdragen van Bern en Bonn staan. Voor deze soorten is alle opzettelijke verstoring verboden.
Het begrip opzettelijk moet ruim worden uitgelegd. Voorwaardelijke opzet valt hier ook onder. Met voorwaardelijke opzet wordt bedoeld dat de dader weet (of had moeten weten) dat een handeling een risico voor een soort vormt en dit risico accepteert door alsnog de handeling uit te voeren. Het verstoren van de vogels hoeft dus niet het doel van de handeling te zijn zoals bij zuiver opzet.
De jacht is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). In de wet en de uitvoeringsregelingen is bepaald op welke soorten, wanneer en onder welke voorwaarden kan worden gejaagd. Jagen mag alleen volgens het door de faunabeheereenheid vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten (GS) goedgekeurde, Faunabeheerplan. Het Faunabeheerplan kunt u vinden op de website van de Faunabeheereenheid. Op grond van art. 3.12, lid 9, Wnb kunnen GS regels stellen voor het faunabeheerplan. Daarnaast zijn GS bevoegd de jacht te sluiten bij extreme weersomstandigheden In het kader van de schadebestrijding zijn GS bevoegd tot het verlenen van ontheffingen (art. 3.17 Wnb) en opdrachten (art. 3.18 Wnb). Provinciale Staten zijn bevoegd om vrijstellingen te verlenen. Zie hiervoor verder de beantwoording van de vragen 3 en 5. Bekijk ook de tekst over jacht of schadebestrijding.
In sommige gevallen is dat inderdaad mogelijk. Volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) is het verboden om beschermde dieren te vangen en elders uit te zetten, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt of een ontheffing is verkregen. De mogelijkheid om een vrijstelling of ontheffing te krijgen is afhankelijk van de omstandigheden. Bij schadeveroorzakende dieren is vangen en elders uitzetten vaak geen reële optie omdat het probleem dan slechts wordt verplaatst.
In de wet staat wanneer kan worden opgetreden tegen beschermde diersoorten die schade veroorzaken. Hierbij gaat het in beginsel om bedrijfsmatige schade.
Als u overlast heeft of bij schade aan een particuliere tuin, kunt u alleen een ontheffing aanvragen voor de categorie overige beschermde soorten (zie vraag 5). Het gaat om een ontheffing om deze dieren te vangen of te doden of om hun voortplantings- en rustplaatsen te vernielen. De provincie zal terughoudend omgaan met het verlenen hiervan. Uiteraard kunt u proberen de schadeveroorzakende dieren te weren door bijvoorbeeld een hekwerk te plaatsen.
Als het een ree, damhert, edelhert of wild zwijn betreft, bel dan direct met de meldkamer van de politie op telefoonnummer 0900-8844. Ze zullen in de provincie Utrecht deskundigen van de Stichting Valwild bellen.
Als u grondeigenaar bent, bent u in principe ook gerechtigd te jagen. Dit geldt ook als u dit recht heeft verkregen via een pachtovereenkomst of het jachtrecht heeft gehuurd. Hieraan zijn echter wel verschillende voorwaarden verbonden. Zo moet het terrein waarop u jaagt aan bepaalde eisen voor de oppervlakte voldoen. Ook moet u een jachtakte hebben.
De ruimte in de provincie is beperkt. Op de Utrechtse Heuvelrug is niet genoeg ruimte om zowel een levenskrachtige populatie edelherten als damherten mogelijk te maken. De provincie heeft voor edelherten gekozen in plaats van damherten omdat ze minder gevaar voor het wegverkeer opleveren en beter te beheren zijn: we kunnen het aantal dieren beter in de hand houden. Een kleine groep damherten op de Plantage Willem III bij Elst mag blijven, maar buiten dit gebied wordt een nulstand nagestreefd.
Wilde zwijnen veroorzaken relatief veel schade aan de landbouw, onder andere doordat ze de grond open wroeten. Preventieve maatregelen, zoals het plaatsen van schrikdraad, zijn erg duur. Bovendien kunnen wilde zwijnen snel in aantal toenemen en daardoor zijn ze moeilijk te beheren. Daarom is er weinig draagvlak voor de komst van wilde zwijnen in Utrecht.
Voor wilde zwijnen die aantoonbaar uit gevangenschap afkomstig zijn, gelden de regels uit de Wet natuurbescherming niet. De eigenaar is verantwoordelijk voor eventuele schade. Wilde zwijnen die tam lijken, worden echter beschouwd als wilde zwijnen totdat het tegendeel bewezen is. Dit kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een oormerk zijn.
De provincie heeft het afschot van verwilderde katten in april 2021 gestaakt. Er loopt tot en met mei 2025 een diervriendelijker driejarig project, namelijk het toepassen van de Trap Neuter Return/Relocate Care (TNR_C) methode. Na afloop van het project volgt een evaluatie.
De Faunabeheereenheid is een door Gedeputeerde Staten erkend samenwerkingsverband van jachthouders. Jachthouders zijn personen of organisaties die op basis van eigendom, pacht of huur beschikking hebben over de jachtrechten. Dit wil niet zeggen dat zij die rechten ook daadwerkelijk zelf uitvoeren of uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn landbouworganisaties en terreinbeheerders als Natuurmonumenten, Het Utrechts landschap, landgoedeigenaren en jagers. In de Verordening Natuur- en Landschap staan regels voor de samenstelling van het bestuur en de werkzaamheden van de faunabeheereenheid.
De Wildbeheereenheid is een samenwerkingsverband van jacht(akte)houders en anderen. Deze voert onder meer het faunabeheerplan uit dat door de faunabeheereenheid is vastgesteld. Ook zorgt de Wildbeheereenheid ervoor dat de schadebestrijding, het beheer en de jacht, in samenwerking met grondgebruikers en terreinbeheerders wordt uitgevoerd. Jachthouders met een jachtakte zijn verplicht zich hierbij aan te sluiten tenzij zij hiervan zijn uitgezonderd middels de Verordening Natuur- en Landschap.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen jacht (bejaging) en schadebestrijding. Voor het mogen jagen is niet van belang of er schade dreigt of sprake is van een bepaald risico. Zie ook het antwoord op vraag 10. Als er schade is of dreigt aan de in de wet genoemde belangen en hier niet op basis van een vrijstelling of opdracht tegen kan worden opgetreden, is waarschijnlijk een ontheffing noodzakelijk. U kunt hierover het beste contact opnemen met de Faunabeheereenheid, die de schadebestrijding coördineert. De Faunabeheereenheid kan u vertellen of er al een ontheffing is verleend of dat u er één moet aanvragen.
De wet gaat er vanuit dat ontheffingen in beginsel worden verleend aan de Faunabeheereenheid op basis van het Faunabeheerplan. In bepaalde uitzonderingsgevallen, genoemd in art. 3.17, lid 4, Wet natuurbescherming (Wnb) kan een ontheffing ook aan anderen worden verleend. Mocht u een ontheffing willen aanvragen, neemt u dan eerst contact op met de Faunabeheereenheid.
Ontheffingen zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kunnen belanghebbenden binnen zes weken na bekendmaking (over het algemeen de datum waarop het besluit aan de aanvragers is toegezonden) bezwaar maken.
Een groot aantal soorten in Utrecht wordt zeldzamer of verdwijnt doordat hun leefgebied te klein is. Dit geldt niet alleen voor grote zoogdieren, maar ook voor veel kleinere organismen die zich lopend of kruipend verplaatsen. Voor al deze dieren bouwen we ecoducten.
Het verlenen van een ontheffing wordt bekendgemaakt op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/.