De regeling voor de vestiging van niet-agrarische bedrijven op VAB’s is opgenomen in artikel 9.9 van de (interim-)Omgevingsverordening (UOv) van de provincie Utrecht. Normaalgesproken is vestiging van een niet agrarische stedelijke functie slechts toegestaan, als de helft van de agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Er is echter een aantal uitzonderingen benoemd op die sloopplicht. De vestiging van een recreatieve functie is één van die uitzonderingen (artikel 9.9, lid 1b onder ii Uov). Letterlijk noemt de Uov dit “een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve beleving of recreatief gebruik waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat”. Onderbouwing van die behoefte is dus belangrijk. Het kan daarbij zowel om een verblijfsrecreatieve als een dagrecreatieve functie gaan. In de praktijk is een dagrecreatieve functie kansrijker, omdat behoud van de kleinschaligheid voorop staat en binnen de grenzen van het oude agrarische bouwvlak geen ruimte is voor bijvoorbeeld een bungalowpark van reguliere omvang.
De extra ruimte voor recreatieve functies is geboden, omdat er grote behoefte bestaat in de provincie aan recreatiemogelijkheden, ook in de vorm van beleving van het agrarisch buitengebied. Die behoefte is het grootst rondom de steden Utrecht en Amersfoort. In de zogenaamde Recreatiezones rondom deze steden zijn de mogelijkheden voor de vestiging van recreatieve voorzieningen nog wat groter (artikel 9.21 UOv).
De toelichting bij de Uov geeft aan, dat de agrarische gronden rondom een vrijkomend boerenerf bij voorkeur beschikbaar blijven voor de omliggende agrarische bedrijven.