Mensen, dieren en planten leven met en naast elkaar in de provincie Utrecht. Soms botsen hun belangen. Denk aan wilde zwijnen die akkers kaalvreten en tuinen omploegen. De provincie probeert een goede balans te vinden tussen wonen, werken en natuur. In het drukke Utrecht is helaas geen ruimte om wilde zwijnen, damherten en edelherten onbeperkt toe te laten: ze veroorzaken schade aan natuur en landbouwgewassen en leveren een gevaar op voor de verkeersveiligheid. Het beperken van de populaties van deze en andere diersoorten is soms noodzakelijk.
Jacht is het opsporen en doden van wildsoorten. Het gaat hierbij om:
- haas;
- fazant;
- wilde eend;
- houtduif en
- konijn
Voor elk van deze soorten is een jachtseizoen vastgesteld. De eigenaar (soms de pachter) van de grond heeft het recht om te jagen, maar hij of zij kan dit recht ook verhuren aan anderen. Bij extreme weersomstandigheden heeft de provincie het recht om de jacht te sluiten. Jacht en schadebestrijding zijn niet hetzelfde.
De provincie ontvangt veel vragen over wild. Bekijk hier de meest voorkomende vragen en antwoorden over jacht en schadebestrijding.
Schadebestrijding is het opsporen en doden van dieren om (verdere) schade aan gewassen, natuur en andere dieren en risico's voor de veiligheid te voorkomen.
Als diersoorten schade aanrichten, kan hier, onder bepaalde voorwaarden, tegen worden opgetreden. Hierbij gaat het onder andere om het voorkomen van landbouwschade, schade aan flora en fauna en gevaar voor de openbare veiligheid. De Wet natuurbescherming (Wnb) onderscheidt:
- soorten waarvoor een landelijke vrijstelling geldt, vb. houtduif, konijn en zwarte kraai (art. 3.15, lid 1 en 2, Wnb);
- soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt, vb. Grauwe-, Kol- en Brandgans in de winterperiode (art. 3.15, lid 3 en 4 lid, Wnb);
- soorten waarvoor een opdracht is verleend om de stand terug te brengen, vb. Nijlgans en muskusrat (art. 3.18 Wnb);
- beschermde soorten waarvoor een ontheffing wordt verleend (art. 3.17, Wnb) en
- onbeschermde soorten (valt deels samen met de 3e categorie).
In de genoemde artikelen van de Wet staat aangegeven voor welke belangen en onder welke voorwaarden een vrijstelling, ontheffing of opdracht kan worden verleend.
De provincie ontvangt veel vragen over wild. Bekijk hier de meest voorkomende vragen en antwoorden over jacht en schadebestrijding.
Ganzen horen bij Nederland. Het aantal ganzen in ons land stijgt echter enorm. In ons intensief gebruikte landschap leidt de toename van het aantal standganzen tot conflicten met landbouw en recreatie. Standganzen zijn ganzen die het hele jaar door in Nederland verblijven. Door dit aantal ganzen te beheren, ontstaat een betere balans: de overlast wordt beperkt en tegelijkertijd wordt winterrust gecreëerd voor de overwinterende trekganzen.
Standganzen en trekganzen
Tussen 1970 en 2008 nam het aantal broedparen toe van 200 tot ruim 50.000. Tijdens een landelijke telling zijn ruim 350.000 overzomerende ganzen geteld. In Utrecht zijn in 2016 meer dan 37.500 exemplaren geteld. Het is duidelijk dat het aantal standganzen sterk is toegenomen en dat de ganzen zich nog steeds verspreiden naar nieuwe slaap- en foerageergebieden. De trekganzen zijn hier vrijwel alleen in de winter. De grootste aantallen trekganzen zien we in de provincie Utrecht in de periode november tot maart. Voor deze ganzen heeft Nederland een Europese beschermingsplicht.
Schade
Tussen 2000 en 2013 nam de getaxeerde schade door standganzen in de zomerperiode landelijk toe van 58.000 euro tot bijna 3 miljoen euro. Inmiddels is de schade verder opgelopen. In 2016 bedroeg de schade door ganzen 18,8 miljoen euro. Ook kunnen te grote aantallen ganzen ongewenste effecten in natuur- en recreatiegebieden veroorzaken. Daarnaast kunnen ganzen de veiligheid van het vliegverkeer in gevaar brengen.
Populatie verkleinen
De komende vijf jaar wordt de totale populatie standganzen verminderd. De doelstelling is om in 2019 (met 2 jaar verlengd, was 2017) een voorjaarsstand te hebben van 4.000 grauwe ganzen in Utrecht en het daarbij behorende schadeniveau. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie haar beleidskader in lijn met het voormalige Ganzenakkoord gebracht. Vanuit het Projectteam ganzenbeheer Utrecht zijn hiervoor bouwstenen aangedragen. Bouwstenen die ook in het Faunabeheerplan Utrecht 2014-2019 zijn verwerkt. Het uitgangspunt is zo veel mogelijk rust in de winter voor de trekganzen en intensief beheer op standganzen in de rest van het jaar.
Ganzenakkoord
In 2012 hebben de provincies en zeven natuur- en landbouworganisaties (Ganzen-7) het Ganzenakkoord gesloten. Dit akkoord beoogde ganzenpopulaties in Nederland duurzaam in stand te houden op een niveau, waarbij een goed evenwicht wordt gevonden tussen de omvang van de populaties en de risico’s die daarmee samenhangen. Helaas is het akkoord eind 2013 gesneuveld. Hierna hebben de provincies, verantwoordelijk voor het faunabeleid, de regie over dit dossier overgenomen.
Samenwerking
De provincie Utrecht heeft aangegeven zo veel mogelijk in lijn met de afspraken uit het akkoord het ganzenbeheer vorm te willen geven. De provincie werkt hierin samen met de Land- en Tuinbouworganisatie, Natuurmonumenten, Staatbosbeheer, het Utrechts Landschap, het Utrechts Particulier Grondbezit, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Utrechtse Agrarische Natuurverenigingen. Om, in lijn met het Ganzenakkoord, in 2019 (met 2 jaar verlengd, was 2017) uit te komen op een schadeniveau dat vergelijkbaar is met het referentiejaar 2005 is berekend dat jaarlijks ongeveer 23.000 overzomerende grauwe ganzen uit de populatie verwijderd moeten worden. Een geweldige opgave, die alleen gerealiseerd kan worden als alle partijen hier hun medewerking aan verlenen.
Uitvoering
Voor het planmatige en gecoördineerde beheer van de forse aantal-reductie is de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht verantwoordelijk (FBE). In de FBE zijn jagers, terreinbeherende organisaties, landbouworganisaties en de landgoedeigenaren vertegenwoordigd die gezamenlijk de gevraagde inspanningen leveren. Het terugdringen van het aantal ganzen gebeurt bijvoorbeeld door afschot, door het prikken van eieren en het vangen en doden van ganzen in de periode dat ze niet kunnen vliegen (de rui-periode).
Emotie
De provincie beseft dat het ganzenbeheer emoties oproept. Het nalaten van beheer levert ook weer emoties op over de geleden schade. Over het beheren van ganzenpopulaties wordt zeer uiteenlopend gedacht. Toch is het noodzakelijk. Vaststaat dat grote hoeveelheden ganzen voor grote problemen zorgen. Daarom geven de provincies nu extra veel beleidsruimte via hun instrumentarium (ontheffingen en verordening) om fors te kunnen ingrijpen in de overzomerende populaties. Dit om de landbouwschade en schade in natuurgebieden te beperken en de vliegveiligheid te borgen. Tevens wordt hierdoor bijgedragen aan het beperken van overlast in bijvoorbeeld recreatiegebieden. Als de populatie weer op het gewenste niveau is, gaat de provincie intensiever op zoek naar mogelijkheden om alternatieve (diervriendelijkere) middelen in zetten om de populatie te beheren. Dit om te voorkomen dat het aantal ganzen weer te snel groeit.
Ganzenrustgebieden
In de Interim Omgevingsverordening staan 'ganzenrustgebieden'. De rustgebieden moeten voldoende rust en foerageerplaats bieden aan trekkende en overwinterende ganzen. De kaart Ganzenrustgebieden laat zien:
- welke gebieden als rustgebied zijn aangewezen;
- voor welk type gans de respectievelijke rustgebieden zijn bedoeld;
- tijdens welke periode van het jaar de gebieden als rustgebied fungeren.
De aanwijzing is het sluitstuk van het Utrechtse ganzenakkoord.
Verordening
In de Interim Omgevingsverordening 6.4.1 zijn handelingen toegestaan met betrekking tot beschermde inheemse diersoorten zoals verontrusten en doden en gekoppeld aan soorten. Door de aanwijzing van ganzenrustgebieden zijn op grond van bijlage I, tweede lid en bijlage II, lid 1 b de soorten Grauwe gans, Kolgans, Kleine rietgans, Toendra/Taiga Rietgans, Brandgans en Rotgans in het de periode van 1 november tot 1 maart uitgezonderd (Brandgans tot 1 mei) van opzettelijk verontrusten. In deze gebieden is het niet toegestaan handelingen te verrichten of toe te laten, die de foerageer- en rustfunctie van het gebied voor beschermde ganzen negatief beïnvloeden. Dit houdt in dat er in principe geen handelingen mogen worden verricht waarmee beschermde ganzen worden geweerd of opzettelijk verontrust, als bedoeld in artikel 10 van de Flora- en faunawet. Een incidentele verstoring van de ganzen doet geen afbreuk aan de functie van het gebied. De volgende handelingen zijn daarom toegestaan, mits de rust- of foerageerfunctie van de aangewezen gebieden niet wordt aangetast en geen sprake is van opzettelijk verontrusten:
A. Normale agrarische werkzaamheden:
- Zoals, rollen, slepen, bemesten (uitrijden), greppelen, evenals op akkerbouwpercelen de daarop gangbare landbouwwerkzaamheden;
- Oogsten van akkerbouwgewassen (grassnijden valt daar niet onder);
- Onderhoud van sloten, walkanten, dammen, duikers en drainagesystemen;
B. Natuurbeheer.
- Het zoeken van nesten van weidevogels en het plaatsen van markeringsstokken of nestbeschermers ten behoeve van bescherming van weidevogels.
C. Jacht, beheer en schadebestrijding:
- Tot 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding in ganzenrustgebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren.
- Na 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 300 meter tot groepen van minimaal 100 foeragerende ganzen in acht wordt genomen.
- Daarnaast is hef toegestaan om maximaal drie dagen per jachtveld, per seizoen, ook vóór 12.00 uur te jagen. Dit is onder de voorwaarde dat deze activiteit niet twee keer in hetzelfde gebied plaats vindt en een afstand van tenminste 300 meter tot groepen van minimaal 100 foeragerende ganzen in acht wordt genomen.
Contact
Secretariaat van de afdeling Fysieke Leefomgeving
Telefoon: 030 258 9011
E-mail: secretariaat.leefomgeving@provincie-utrecht.nl