Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht Hans Oosters biedt in deze toespraak excuses aan voor het handelen van de provincie Utrecht in het verleden: postuum aan de mensen die destijds tot slaaf zijn gemaakt en aan hun nazaten, tot in de huidige generatie. De commissaris van de Koning uitte zijn excuses tijdens een herdenking van het trans-Atlantische slavernijverleden in Amersfoort, op vrijdag 30 juni 2023.
Geachte aanwezigen, beste mensen,
“Het verleden maakt een ieder tot wie wij zijn en dragen wij altijd bij ons. We kunnen veel van het verleden leren, als we ons ervoor openstellen. Maar het verleden hoeft ons niet te belemmeren om te komen waar we willen komen.”
Deze woorden sprak de kersverse volksvertegenwoordiger Erwin Virginia precies een maand geleden in de vergadering van de Provinciale Staten van Utrecht. Het was zijn maidenspeech. “Het slavernijverleden is mijn verleden” zo stelde hij aan het begin van zijn bijdrage, waarin hij zijn collega’s vertelde over zijn tot slaaf gemaakte voormoeder Virginia. Een naam die hij en zijn familie met trots dragen.
Virginia werkte als tot slaafgemaakte in het plantagesysteem op Curaçao en kon er alleen maar van dromen dat haar nakomelingen ooit vrij zouden zijn.
Erwin gaf aan dat zijn voormoeder zou stralen van trots als ze zou weten dat één van haar nazaten nu Statenlid is in onze kleurrijke provincie. Ik was geraakt door zijn persoonlijke verhaal en de veerkracht die spreekt uit de indrukwekkende familiegeschiedenis.
“Geen sterveling kan als slaaf geboren worden.” Deze woorden zijn opgetekend door de Utrechtse domineesdochter Petronella Moens. Vanuit haar sterke overtuigingen over vrijheid en de rechten van de mens, sprak Petronella vanaf 1791 op allerlei manieren haar afschuw uit over de slavernij. Daarmee was zij haar tijd vooruit, want op dat moment was slavernij nog altijd de praktijk.
Ook ik geloof er ten diepste in dat vrijheid ons geboorterecht is. Slavernij is een misdrijf tegen de menselijkheid. Een schending van de universele mensenrechten. Van het recht om een vrij mens te zijn.
Vandaag staan wij stil bij het gruwelijke slavernijverleden. Sámen herdenken we. Daarom zijn we vandaag hier in Amersfoort. De Staten van Utrecht, de rechtsvoorganger van het huidige provinciebestuur, hebben een onmiskenbaar aandeel gehad in de slavernij. Vandaag wil ik mij daarover uitspreken. En het werd tijd om te spreken. De hoogste tijd!
De bestuurlijke banden tussen de provincie Utrecht en de koloniën, zowel in de Oost als in de West, waren talrijk, gelaagd en intensief. Koloniën die ons land een economische impuls gaven over de ruggen van duizenden tot slaaf gemaakten. De Staten van Utrecht waren samengesteld uit vertegenwoordigers vanuit de steden, waaronder Amersfoort, de geestelijkheid en de adel. Mannen met belangrijke posities in de provincie, Utrechtse steden, de Staten-Generaal en ver daarbuiten.
De Staten van Utrecht waren direct betrokken door het recht een eigen bestuurslid, een zogenaamde bewindhebber, te benoemen in de kamer Amsterdam van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. En ook één in de kamer van de West-Indische Compagnie. Om zo toezicht te kunnen houden op de aanzienlijke financiële belangen die de Staten-Generaal in deze ondernemingen had. Om zichzelf te verrijken ten koste van de vrijheid en levens van tot slaaf gemaakten aan de andere kant van de oceaan.
Mensen zonder rechten.
Mensen als machines.
Mensen als handelswaar.
Tot 1828 werden tot slaaf gemaakten door de wet niet gezien als personen, maar als roerende goederen.
Goederen die gekocht en verkocht konden worden.
Goederen die winstgevend moesten zijn.
Het winstbejag in onze provincie laat zich goed illustreren door de oprichting van de Provinciale Utrechtse Ge-octroyeerde Compagnie in 1720. Deze Utrechtse compagnie kwam tot stand met bemoeienis en steun van de Staten van Utrecht. De compagnie was direct betrokken bij de trans-Atlantische slavernij en was daar volledig van afhankelijk. Door een koffieplantage in Suriname te kopen, die de naam Utrecht zou dragen. Door Het Suikerhuis op te zetten, een suikerraffineerderij op het Lucasbolwerk in Utrecht.
Het was geen geslaagde onderneming. Toen de winsten op de plantages en de suikerraffinage tegenvielen, werd er geïnvesteerd in de slavenschepen Jonge Pedro, Genova Maria en Anna Galley. Tussen 1738 en 1764 vervoerden deze Utrechtse schepen 1094 mannen, vrouwen en kinderen die gevangen waren genomen en tot slaaf gemaakt, vanuit Afrika naar de Amerika’s. Dat leverde de Compagnie ongeveer 2500 gulden aan winst op, waarmee deze onderneming nog even vooruit kon.
De Utrechtse Compagnie was geen lang leven beschoren en werd in 1754, ruim dertig jaar na de oprichting, weer opgeheven. De intens droevige en beschamende geschiedenis van de Utrechtse Compagnie maakt op kille wijze duidelijk hoezeer de Utrechtse elite, waaronder leden van de Staten van Utrecht, bereid was om haar geld te investeren in de slavenhandel en industrieën die zwaar leunden op slavenarbeid.
We weten bij gebrek aan getuigenissen niet precies hoe de omstandigheden waren op koffieplantage Utrecht. De cijfers spreken echter voor zich. In het begin telde de plantage 121 tot slaaf gemaakten. Jaren later waren dit er nog 65. Terwijl er steeds meer koffiebomen bij geplant werden. Het onmenselijke werk nam toe, terwijl het aantal tot slaaf gemaakten afnam. Ook de plantage Utrecht kende een hoge sterfte onder de tot slaaf gemaakten.
De wijze waarop plantagehouders over de oudere tot slaaf gemaakten spraken is veelzeggend. ‘Oud en afgeleefd’. Vrouwen als Diana, Eva, Princes, Fortuna, Koffie en Madelon werden in 1791 ‘getaxeerd’ op een waarde van 0 gulden.
Het zijn deze feiten waar heel lang geen aandacht voor was. Een deel van onze geschiedenis dat we hebben weggemoffeld. De waarheid waarnaar we bewust of onbewust niet wilden kijken. Laten we alsjeblieft onze ogen opendoen en ‘ons openstellen voor ons verleden’.
Ons onderbelichte slavernijverleden is als een scherp potlood dat diep doordrukt in een stapel papier. Zelfs op het onderste vel zijn de pijnlijke gevolgen daarvan nog te lezen. Ik heb het over de doorwerking van slavernij tot op de dag van vandaag in onze huidige maatschappij en samenleving. Ongelijke kansen, racisme, uitsluiting, en gevoelens van minderwaardigheid. Sociale en maatschappelijk ongelijkheid trekken diepe sporen in het hier en nu en hebben wortels in het slavernijverleden.
Ik wil dit verleden onomwonden onder ogen zien en erkennen. Ik doe dat in het besef dat de slavernij onherstelbaar leed en schade heeft veroorzaakt, dat onze bestuurlijke voorgangers mede verantwoordelijkheid hebben gedragen voor deze onmenselijke praktijk en dat de provincie Utrecht hiervan heeft geprofiteerd.
Namens het provinciebestuur van Utrecht bied ik excuses aan: aan de mensen die destijds tot slaaf zijn gemaakt en aan hun nazaten, tot in de huidige generatie. Aan Diana, Eva, Princes, Fortuna, Koffie, Madelon en aan alle nazaten die deze geschiedenis met zich meedragen tot op de dag van vandaag
Terug naar het vel papier waarin het scherpe potlood van het verleden een opdracht voor ons in het heden heeft gekerfd. De opdracht is om ons elke dag opnieuw in te spannen voor een inclusieve en rechtvaardige samenleving.
“het verleden hoeft ons niet te belemmeren om te komen waar we willen komen”.
Niemand die nu leeft heeft schuld aan de onvergeeflijke fouten die destijds zijn gemaakt. Wel kunnen wij de verantwoordelijkheid voor ons verleden nemen door te werken aan bewustwording en herstel. Samen staan voor een rechtvaardige samenleving waarin mensen in vrijheid worden geboren en in vrijheid zullen sterven.
De Provinciale Staten van Utrecht hebben besloten om het officiële herdenkingsjaar slavernijverleden - dat morgen van start gaat - aan te grijpen om samen met gemeenten en veel maatschappelijke en culturele partners en instellingen blijvend aandacht te geven aan de belangrijke lessen uit het verleden en onze gezamenlijke opdracht in het heden. Dat wil de provincie doen door gesprekken te organiseren, het slavernijverleden van Utrecht beter zichtbaar te maken en activiteiten te organiseren en te ondersteunen die bijdragen aan een meer rechtvaardige samenleving. Ook willen we verder onderzoek doen naar de doorwerking van het slavernijverleden, met het doel sociale onrechtvaardigheid weg te nemen, discriminatie te bestrijden en werk te maken van diversiteit en inclusiviteit op school en op de werkvloer.
Ik vind het belangrijk om samen te werken aan een meerstemmige geschiedenis, waarin er ruimte is voor verschillende perspectieven. Het slavernijverleden gaat niet alleen over slachtofferschap, maar ook over moed, verzet en veerkracht. Verzet van mensen die zich tegen de onderdrukkers keerden. En de veerkracht van mensen die jarenlang geijverd hebben om het slavernijverleden en de doorwerking ervan in het heden, bespreekbaar te maken en te agenderen.
Mensen, waarvan er hier vandaag in Amersfoort veel aanwezig zijn, die bij herhaling aandacht hebben gevraagd en hun stem in protest hebben laten horen. Dappere mensen die tegen de stroom in zijn gegaan en die hebben volgehouden. Ik ben jullie daarvoor zeer erkentelijk. Zonder jullie en zonder het ‘Comité 30 juni/1 juli Amersfoort’ waren we vandaag hier niet samengekomen en had ik niet kunnen zeggen wat ik wilde zeggen. En het werd tijd om te spreken, de hoogste tijd!
Dank jullie wel.