Geluid

De provincies zijn het bevoegde gezag voor luchthavens van regionale betekenis (de 'kleine vliegvelden’). In de provincie Utrecht zijn er enkele vliegvelden waarop beperkt gevlogen mag worden. Het gaat om het zweefvliegveld Soesterberg, enkele landingsplaatsen voor helikopters en terreinen waarop (beperkt) met een Microlight vliegtuig gevlogen wordt. Hiervoor verleent de provincie Utrecht de vergunningen. Dit betreft alleen het starten en landen van luchtvaartuigen, niet het overvliegen. Voor vliegveld Hilversum is de provincie Noord-Holland het bevoegde gezag.

Het is verboden om buiten een luchthaven op te stijgen of te landen. Dat geldt bijvoorbeeld voor helikopters, maar ook voor paragliders en zweefvliegtuigen. Om toch te starten of landen is een ‘tijdelijk en uitzonderlijk gebruik’ (TUG-) ontheffing nodig. De provincie heeft hiervoor beleidsregels opgesteld. 

Een ontheffing of een vergunning voor een terrein dat meer dan twaalf keer per jaar wordt gebruikt voor starten en landen moet u aanvragen bij de RUD.

Heeft u een klacht over geluidsoverlast van vliegtuigen? Dan kunt u deze klacht indienen bij de desbetreffende luchthaven. Afhankelijk van de locatie of het type vliegtuig kunt u ook terecht bij de RUD, de provincie Noord-Holland, de luchtvaartpolitie of Defensie. Met klachten over grote luchtvaart (betreffende Schiphol) kunt u terecht bij het Bewoners Aanspreekpunt Schiphol (BAS).  

Meer informatie hierover staat op de website van de Rijksoverheid.   

Samen met de gemeenten wordt gewerkt om de kwaliteit van geluidsberekeningen voor wegverkeerslawaai te verhogen. Voor elke gemeente in Utrecht is een rekenmodel en geluidkaart beschikbaar. Dankzij deze samenwerking zijn de data beter op orde voor de uitvoering van wettelijke geluidstaken op het gebied van ruimtelijke plannen, omgevingsvergunningen en verplichtingen vanuit de Omgevingswet. De kaarten zijn voor gemeenten ook nuttig voor nadere analyses, beleidsondersteuning en communicatie naar bewoners. 

De meeste motorvoertuigen maken geluid dat soms als hinderlijk wordt ervaren. Onnodig lawaai is het geluid dat daar ruim bovenuit gaat als gevolg van afwijkend, onnodig gebruik van het voertuig of als gevolg van onnodige – en soms ook illegale – aanpassingen aan het voertuig. Dit zorgt voor veel overlast, maar gemeenten kunnen of mogen hier wettelijk gezien weinig aan doen. In dit project worden diverse mogelijkheden voor gemeenten geïnventariseerd en nader onderzocht om de overlast te verminderen. 

Spoorverkeer mag niet meer dan een vastgestelde hoeveelheid geluid produceren. Het geluid wordt jaarlijks gemonitord door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Daaruit blijkt dat in grote delen van de provincie Utrecht de vastgestelde geluidproductie veel te hoog is en niet overeenkomt met de realiteit. Omdat ruimtelijke plannen rekening moeten houden met de vastgestelde productie komen de plannen onder druk te staan. Ook zou ProRail de verhoogde geluidruimte nu mogen gebruiken om aanzienlijk meer of luidruchtige treinen over de spoorwegen te laten rijden, wat de omwonenden niet zullen waarderen. In het project worden mogelijkheden verkend om de vastgestelde geluidproductie te verlagen.

Op dit moment hebben veel gemeenten een geluidbeleid over hoe om te gaan met voorwaarden voor nieuwbouw in gebieden met hoge geluidbelasting. Dit beleid vervalt met de komst van de Omgevingswet. Veel gemeenten hebben het geluidbeleid iets anders geformuleerd. In dit project zijn de verschillen en overeenkomsten geïnventariseerd en zijn in het kennisdocument Bouwstenen voor gemeentelijk geluidbeleid Omgevingswet voorstellen ontwikkeld over hoe gemeenten de beleidsregels kunnen implementeren in de Omgevingsplannen, programma's en beleidstukken.

Het geluid dat ontstaat door wegverkeer over (stalen) verkeersbruggen kan tot veel en langdurige hinder leiden. Een deel van de hinder kan worden voorkomen door in het brugontwerp goede keuzes te maken. In dit project zijn diverse betrokkenen benaderd die een rol hebben in de ontwerpkeuzes en uitvoering voor nieuwe en bestaande (stalen) bruggen. Denk aan architecten, opdrachtgevers, ontwerpers/designers, constructeurs, projectleiders, geluiddeskundigen en beheerders in dienst van overheid of bedrijfsleven. In afstemming met een begeleidingsgroep van belanghebbenden van provincies en gemeenten is het kennisdocument Geluid van stalen bruggen opgesteld. In het document wordt verwezen naar het Beoordelingsprotocol geluid bij bruggen en het document Geluideisen voegovergangen.