Activiteiten met woonschip
Een omgevingsvergunning woonschip wordt alleen verleend als de ligplaats geregeld is in het gemeentelijk omgevingsplan of als er eerder een provinciale ontheffing verleend is voor dat woonschip. Aan de omgevingsvergunning woonschip worden voorwaarden (voorschriften) verbonden. In geval van wijziging of vervanging van het woonschip moet u een nieuwe omgevingsvergunning woonschip aanvragen. Bij het beoordelen van de aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning woonschip gelden in ieder geval de volgende voorwaarden (artikel 2.32 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht):
- Maximale afmetingen woonschip: 30 x 6 x 4 meter (lengte x breedte x hoogte), waarbij de hoogte wordt gemeten vanaf de waterlijn;
- De onderlinge afstand tussen twee woonschepen moet minimaal 5 meter zijn;
- bij woonschepen in een uiterwaard: de aanlegplaats op de oever minimale voorzieningen heeft en het woonschip het uiterlijk heeft van een varend voormalig binnenvaartschip.
Het afmeerverbod voor woonschepen geldt niet voor woonschepen die afgemeerd zijn aan een ligplaats aangewezen in een omgevingsplan dat voldoet aan artikel 9.6 van de Omgevingsverordening van de provincie Utrecht en voldoen aan de eerste voorwaarde (de afmetingen). Het verbod geldt ook niet voor één woonschip in een jachthaven of bedrijfshaven dat daar in gebruik is als verenigingsaccommodatie. Deze woonschepen zijn vrijgesteld van het verbod en er is geen omgevingsvergunning woonschip nodig om ze op die bestemde ligplaats af te meren (artikel 2.31 Omgevingsverordening provincie Utrecht).
Twijfelt u of onder deze vrijstelling valt? Neem dan contact met ons op. Neem ook contact met ons op om bij vervanging van uw woonschip uw bouwplannen voor te leggen. Hiermee kunt u voorkomen dat uw nieuwe woonschip toch groter blijkt te zijn dan maximaal toegestaan is, dus toch niet onder de vrijstelling valt en we genoodzaakt zullen zijn om te handhaven.
De vrijstelling is niet van toepassing op woonschepen waarvoor een omgevingsvergunning geldt met een type- of oeverbeleid (artikel 2.31 Omgevingsverordening provincie Utrecht). Of dit beleid op uw situatie van toepassing is, kunt u lezen in de verleende toestemming (ontheffing onder de Interim Omgevingsverordening of omgevingsvergunning woonschip onder de Omgevingsverordening) voor die locatie.
Daarnaast is het niet toegestaan om bij een woonschip oever- en afmeervoorzieningen te maken of te hebben. Dit zijn voorzieningen als schuurtjes, houthokken, erfscheidingen en de aanlegsteiger en de meerpalen bij het woonschip. Dit verbod geldt alleen voor woonschepen die illegaal afgemeerd zijn, woonschepen waarvoor een omgevingsvergunning met oeverbeleid afgegeven is (artikel 2.30, eerste en tweede lid van de Omgevingsverordening provincie Utrecht) en woonschepen met een uitsterfconstructie (artikel 2.32, zesde lid van de Omgevingsverordening provincie Utrecht).
Losse drijvende voorwerpen bij een woonschip zijn niet toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vlonders die gebruikt worden als terras of als drijvende watertuin.
Wilt u een woonark afmeren of hebben in het Gebied Ligplaatsen? Dan heeft u daarvoor geen toestemming nodig van de provincie Utrecht, maar van de gemeente. In het Beperkingengebied vaarwegen is eventueel wel toestemming van de provincie Utrecht nodig voor een woonark (zie paragraaf 4.4.3 Regels over activiteiten vaarweg van de Omgevingsverordening provincie Utrecht).
Activiteiten met voorwerp in en op het water
Het is niet toegestaan in het Gebied Ligplaatsen een vaartuig en andere drijvende voorwerpen af te meren op andere plaatsen dan aangegeven met één van de verkeerstekens E.5 t/m E.7.1 van bijlage 7 bij het Binnenvaartpolitiereglement en bijlage 7 bij het Rijnvaartpolitiereglement. Dit verbod is niet van toepassing (wegens artikel 2.36 lid 3 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht):
- In jacht- of bedrijfshavens en waterscoutinglocaties;
- Op bedrijfsvaartuigen en drijvende voorwerpen die gebruikt worden bij het vervoer van uitsluitend bedrijfsmiddelen en tijdelijk voor het laden en lossen van die bedrijfsmiddelen afgemeerd worden;
- Op één open vaartuig bij een direct aan het water gelegen erf met een maximale lengte van 7 meter, mits er geen gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling in het volgende punt;
- Eén vaartuig of één boatsaver met inliggend vaartuig in een insteekhaven binnen een direct aan het water gelegen erf. Voor de insteekhaven moet een omgevingsvergunning haven en aanlegplaats voor vaartuig en voorwerp zijn verleend en het vaartuig of de boatsaver met inliggend vaartuig moet binnen de insteekhaven passen;
- Eén vaartuig bij een direct aan het water gelegen erf tussen 1 april en 30 september, als het aanmeren dient voor het zo spoedig mogelijk in- en uitladen of vaarklaar maken voor recreatief gebruik;
- Het tijdelijk afmeren van vaartuigen voor het instappen of uitstappen van passagiers bij horecagelegenheden die als zodanig aangewezen zijn in een omgevingsplan;
- Op historische vaartuigen die als varend monument, varend erfgoed of historisch casco zijn ingeschreven in het register Federatie Varend Erfgoed Nederland en in goede staat van onderhoud verkeren bij aanlegplaatsen voor historische vaartuigen die als zodanig aangewezen zijn in een omgevingsplan.
Een omgevingsvergunning voor een vaartuig, een boatsaver of een partyschip (artikel 2.37 en 2.38 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht) kan in de volgende gevallen worden aangevraagd bij de provincie Utrecht:
- Voor het bij een erf afmeren van één gesloten vaartuig of vaartuig met een lengte groter dan 7 meter als er sprake is van een vaartuig dat als varend monument of varend erfgoed staat ingeschreven bij het Register Varend Erfgoed Nederland. Of als er op de desbetreffende locatie geen sprake is van de aanwezigheid van landschappelijke waarden.
- Voor een boatsaver in een natuurlijke inham op eigen terrein.
- Voor ten hoogste één partyschip bij een als zodanig in het omgevingsplan aangewezen horecagelegenheid. Het vaartuig moet dan voldoen aan een landschappelijk inpassingsplan waarin zowel het partyschip als de aanlegplaats op landschappelijke aspecten positief zijn beoordeeld (artikel 2.38 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht).
Activiteiten met haven en aanlegplaats voor vaartuig en voorwerp
Het is niet toegestaan om in het Gebied Ligplaatsen zonder omgevingsvergunning een aanlegplaats (haven of steiger) en de daarbij horende voorzieningen (zoals steigers, meerpalen en vlonders) te maken of te houden of als zakelijk gerechtigde of gebruiker van een oever toe te laten of te gedogen dat insteekhavens, havens of aanlegplaatsen en daarmee verband houdende voorzieningen op of aan de betreffende oever worden aangelegd (artikel 2.41 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht). In dit verbod worden de voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de aanleg van havens en aanleg- en ligplaatsen aan elkaar gekoppeld. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld een vissteiger, remmingswerk of pontje onder het verbod valt.
Dit verbod is niet van toepassing:
- Op aanlegplaatsen en daarmee verband houdende voorzieningen in jacht- of bedrijfshavens en waterscoutinglocaties;
- Eén aanlegsteiger met maximaal twee meerpalen per direct aan het water gelegen erf van maximaal 7,2 m2 (oppervlakte in of boven water) die geen afbreuk doet aan het karakter van een eventueel aanwezige natuurlijke of natuurvriendelijke oever.
Bij het beoordelen van de aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een insteekhaven gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
- Alleen in een erf waarbij per erf slechts één insteekhaven aanwezig mag zijn;
- Een dubbele insteekhaven wordt alleen aangelegd op de erfgrens van twee naast elkaar gelegen erven;
- De haven wordt dwars op de vaarweg aangelegd of sluit aan op de cultuurhistorische verkavelingsrichting van sloten en waterwegen in het achterliggende landschap. Tenzij het bevoegd gezag op het gebied van waterveiligheid gemotiveerd aangeeft dat een insteekhaven dwars op de vaarweg op de planlocatie niet mogelijk is;
- Een enkele insteekhaven is ten hoogste 8 meter lang en 3,25 meter breed;
- Een dubbele insteekhaven mag niet in de lengterichting van de vaarweg liggen;
- Een dubbele insteekhaven is ten hoogste 8 meter lang en 6 meter breed.
- Kan een insteekhaven in verband met het gestelde bij voorwaarde 3. niet loodrecht op de vaarweg aangelegd worden? Dan is een geringe afwijking van de lengtemaat toegestaan.